Voor meer info en links mediareacties.
Het comparatieve deel betreft m.n. een IEA studie naar burgerschap in secundair onderwijs in 38 landen. citaat op p. 22:
“In 2010 verscheen een studie van de IEA (International Association for the Evaluation of Educational Achievement) waarin 38 landen wereldwijd met elkaar vergeleken zijn ten aanzien van het burgerschapsonderwijs in het voortgezet onderwijs.38 Deze studie bouwt voort op eerder onderzoek van de IEA naar burgerschap in het onderwijs. De studie is gebaseerd op het toetsen van leerlingen uit klas 2 (14 jaar) en een docentenvragenlijst en een schoolvragenlijst (afgenomen bij de schoolleiders).39 De resultaten met betrekking tot Nederland moeten met enige voorzichtigheid worden beschouwd, omdat niet voldaan is aan de gestelde steekproefvereisten.
De IEA-studie laat zien dat burgerschapskennis in het voortgezet onderwijs in Nederland veelal alleen in enkele specifieke vakken aan de orde komt, terwijl in andere landen ook vakoverstijgend gewerkt wordt en speciale bijeenkomsten worden belegd en/of een apart vak burgerschap gevolgd wordt. De Scandinavische landen, Vlaanderen, Oostenrijk en Luxemburg kiezen er eveneens voor burgerschap niet als apart vak in het curriculum op te nemen. Engeland, Spanje, Ierland, Zwitserland en de meeste Oost-Europese landen kennen daarentegen wel een verplicht vak burgerschapskunde. Ook komen er aanzienlijk minder aan burgerschap verbonden thema’s aan de orde in het Nederlandse onderwijs dan in bijvoorbeeld Engeland. In Nederland wordt voorts weinig gediscussieerd en gedebatteerd in de klas, waar andere landen leerlingen daarin al vroeg oefenen. Ook scoort Nederland relatief slecht als het om de participatie in formele medezeggenschap gaat.
Te weinig burgerschapskennis
De ppon-resultaten laten zien dat een groot deel van de leerlingen in groep 8 van de basisschool (inclusief speciaal basisonderwijs) het voor die leeftijd gewenste niveau van burgerschap niet bereikt. Slechts 1 op de 4 leerlingen beschikt over voldoende kennis in het domein politiek burgerschap en 42% van de leerlingen over voldoende urgerschapskennis in het sociaal- culturele domein.
De Nederlandse leerlingen van 14 jaar scoren in de IEA-studie relatief laag op het gebied van burgerschapskennis. De studie onderscheidt drie kennisniveaus van politiek en maatschappelijk burgerschap. In Nederland bevindt 24% van de leerlingen zich op het hoogste niveau (niveau 3: een holistische begrip van politiek en maatschappelijke burgerschap). Dit komt ongeveer overeen met het gemiddelde van alle deelnemende landen. Het verschil met landen als Finland en Denemarken is echter groot (55-60% op niveau 3). Ongeveer 30% van de leerlingen zit op niveau 2 en 43% zit op niveau 1 of daaronder (slecht globale kennis en begrip). Dit aantal laag presterende leerlingen is veel groter dan in een aantal omringende landen, zoals België (Vlaanderen, 32%), Engeland (35%) en Denemarken (16%).
In het IEA-onderzoek zijn ook de houding en maatschappelijke betrokkenheid van leerlingen, hun participatie in schoolactiviteiten rond burgerschap en hun kennis van en houding ten opzichte van Europese samenwerking onderzocht. Opvallend is dat Nederlandse leerlingen relatief afwijzend staan tegenover gelijke rechten voor immigranten. Opmerkelijk is tevens dat een kwart van de leerlingen in het afgelopen jaar op school buiten de lessen om niet betrokken is geweest bij activiteiten zoals muziek, toneel of debat, of bij activiteiten rond formele medezeggenschap. Dit percentage is hoger dan enig ander landelijk percentage, het gemiddelde ligt op 7%.
Bovenstaande conclusies over burgerschapskennis, burgerschapshouding en participatie in burgerschapsactiviteiten zeggen nog niet alles over de opbrengsten van het burgerschapsonderwijs.
Een aantal onderzoekers vergeleek de kennis en opvattingen van vijftienjarigen uit Engeland, Zweden en Finland.42 Engelse kinderen bleken beter op de hoogte van hun rechten en plichten; ze waren relatief ook beter in debat-situaties. Tegelijk hadden ze het gevoel dat ze door leraren vaak niet serieus genomen werden. Hun kennis van burgerschap betrof vooral formele kennis (‘wat is een democratie’, ‘hoe werkt het parlement’). In Zweden waren leerlingen minder goed op de hoogte van rechten en plichten en minder vaardig in debatteren. Daarentegen gaven ze aan serieus te worden genomen op school door volwassenen, en spraken ze vrijer over hun normen en waarden dan Engelse leeftijdgenoten. Het Engelse en het Finse curriculum zijn volgens de auteurs sterk gedetailleerd omschreven en taakgericht. Kennis is hiërarchisch, in kleine stukjes op te delen en overdraagbaar. In Zweden daarentegen wordt kennis gezien als een te ontwikkelen inhoud, met een eigen inbreng van leerlingen.
Leerprestaties hangen mogelijk samen met burgerschapsprogramma’s
Op het gebied van leerprestaties (met name voor taal en rekenen) zijn de eisen in de afgelopen jaren strenger geworden. In hoeverre zijn deze taken van de school te combineren met burgerschapsonderwijs? Scholen die veel aandacht schenken aan burgerschapsonderwijs, geven aan dat hun inspanningen leiden tot een school- en klassenklimaat waarin het leren makkelijker gaat omdat conflicten bijvoorbeeld beter opgelost worden en minder energie kosten.43
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat het inruimen van tijd voor aspecten van burgerschap in het curriculum niet hoeft te betekenen dat de leerprestaties op andere terreinen daaronder lijden. Zo signaleren onderzoekers in een review van onderzoek uit de Verenigde Staten dat er steeds meer empirisch bewijs is voor een relatie tussen een positief schoolklimaat en cognitieve leerprestaties (onder andere op het gebied van rekenen en taal).44 Daarnaast leggen verschillende (psychologische) studies uit de Verenigde Staten een link tussen bepaalde burgerschapsprogramma’s en een positief school- of klassenklimaat.45 Ook zijn er studies die een relatie aantonen tussen enerzijds het hanteren van methoden voor conflictoplossing en voor sociaalemotioneel leren en anderzijds betere leerprestaties. Hoe minder tijd en energie van leraren en leerlingen er immers behoeft te gaan naar conflictoplossing (omdat leerlingen daar competent in zijn), hoe meer aandacht er aan het leren zelf kan worden besteed. Onderzoek naar de methode vreedzame school laat ten slotte zien dat het programma een positieve invloed kan hebben op het klasklimaat en op het burgerschapsgedrag van leerlingen (omgaan met conflicten en democratisch handelen)”.
– See more at: http://www.vbsinternational.eu/1707/onderwijsraad-nl-advies-verder-met-burgerschap-in-onderwijs-met-comparatieve-elementen.html#sthash.3SrDcbGv.dpuf