BOEKBESPREKING: Hoe Noord-Atlantische onderzoekers een neiuwe kijk op en het cultiveren van intelligenties bevorderen door dr. Anton LOUWYCK

BOEKBESPREKING: Hoe Noord-Atlantische onderzoekers een nieuwe kijk op en het cultiveren van intelligenties bevorderen    –  door dr.  Anton  LOUWYCK:

Theo de KEULENAAR   (2012, Stichting VDKV: Rijnburgerweg 4, G80 – 2215 R.A. Voorhout, Ned.) ISBN:  978-94-6107-167-5

NAAR EEN NIEUWE KIJK OP INTELLIGENTIE,

DEEL I: CULTIVEREN VAN INTELLIGENTES.

Dit boek is een hartgrondig pleidooi voor een dringend noodzakelijke omslag in het onderwijs.  Kennisoverdracht binnen het onderwijs mag niet langer meer als doel op zichzelf beschouwd worden; maar als middel om de meervoudige intelligentievermogens van leerlingen en studenten continu verder te ontwikkelen.

Deel  I is eind 2012 klaar gekomen;  Deel II  volgt eind 2013.

Deel  I (Cultiveren van Intelligenties:  Zorgplicht van het Onderwijs) is het theoretisch gedeelte en wijst op nieuwe ontwikkelingen die aangeboden worden door de neurowetenschappen, leerpsychologie en didactiek in relatie met de innoverende professionaliteit van docenten.

Deel II (Cultiveren van Intelligenties: Van Theorie naar Praktijk) wordt  mede ontwikkeld door Marc van Dijk en Jacques Verwater. Daarin wordt vooral gewezen op de grote verantwoordelijkheid van de docenten in zowel basisonderwijs, voortgezet en hoger onderwijs én beroepsopleidingen; daar zij bewust of onbewust sleutelen aan het brein en de intelligentiecapaciteiten van jonge mensen in de school of bedrijfsleven.

De drie auteurs (die elkaar leerden kennen aan de Universiteit van Utrecht) wisselen al veertig jaar lang bestuurlijke en onderwijskundige ervaringen uit en pakken problemen aan op het gebied van onderwijsbeleid, onderwijsondersteuning en ook zorg aan kansarmen. Theo de Keulenaar was o.a. in Den Haag directeur Beroepsonderwijs aan de ministeries Onderwijs & Wetenschap en Sociale Zaken & Werkgelegenheid. Mark van Dijk was o.a. in Amsterdam voorzitter van de Aloysius-Stichting Noord-Holland, en Jacques Verwater was o.a. in Den Bosch op het Katholiek Pedagogisch Centrum schoolbegeleider voor technische scholen en projectleider van het Kort Middelbaar Beroepsonderwijs.

Het pedagogisch uitgangspunt is dat de huidige blik op intelligentie op de dag van vandaag en binnen het gangbare onderwijsgebeuren nog veel te beperkt en te eenzijdig gericht  is op het vage en ontoereikend begrip intelligentiequotiënt (IQ). De theoretische intelligentie, die hierbij meestal aan de basis ligt, dient ondergeschikt te zijn aan de sociale intelligentie. De overige intelligentievermogens zijn hieraan gerelateerd.

De zorgplicht van het onderwijs houdt veel meer in dan alleen ‘kennisoverdracht’, zoals meestal in het verleden het geval was.  Leerlingen moeten voor hun toekomst en voor de zich permanent evoluerende samenleving geholpen worden met nieuwe methoden om hun eigen leergrenzen te (kunnen) verleggen. Die vorderingen bij leerlingen / studenten is tevens afhankelijk van de ‘omgeving’: de doceer- en begeleidingskwaliteit van hun toevertrouwde onderwijsgevenden.

Deel I is ingedeeld in acht secties:

In sectie I wordt ingegaan wat de neurowetenschappen te bieden hebben: zie o.a.  Usha Goswaami (Cambridge),  Peter Hagoort (Nijmegen),  Jozef Kok (Den Bosch),  Annette Karmiloff-Smith (Londen), Andreas Roepstorff (Aarhus), Margriet Sitskoorn (Tilburg), e.a.

Usha Goswami is vanaf 2006 bijzonder hoogleraar experimentele psychologie aan de universiteit van Cambridge en er directeur van het ‘Centre for Neuroscience in Education’.

Peter Hagoort (1954), hoogleraar neuropsychologie aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen was er tussen 1999 en 2006 directeur van het Max Planck Instituut voor psycholinguistiek.

Jozef Kok (1946) was onderwijskundige aan het Katholiek Pedagogisch Centrum te s’Hertogenbosch en leidde er de sector primair onderwijs en opleidingen. Van 1994 tot 2002 was hij adviseur voor het Nederlandse ministerie van onderwijs, en daarna was hij tot 2006 lector onderwijsresearch bij de lerarenopleidingen van de Fontyshogescholen Nederland. In 2007 publiceerde hij in Den Haag: ‘Leren nu en in de toekomst. Wat neurowetenschappen kunnen betekenen voor het onderwijs’.

Annette Karmiloff-Smith, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Londen, studeerde bij Piaget te Genève en was er tot 2006 hoofd van de ‘Neurocognitive Development Unit’ van het ‘Institute of Child Health’.

Andreas Roepstorff is als antropoloog aan de universiteit van Aarhus bijzonder hoogleraar en Coördinator in het ‘Center for functionally integrative neuroscience’.

Margriet Sitskoorn (1966), hoogleraar klinische neuropsychologie aan het Departement voor medische psychologie en neuropsychologie van de Katholieke Universiteit Brabant in Tilburg, kreeg haar vervolgopleiding in de Verenigde Staten van Amerika.

In sectie II worden vier universele grondslagen geïnventariseerd (volgens Antonio R. Damasio):

–          Hersenen en lichaam reageren nooit afzonderlijk;

–          Ons organisme wordt beheerst door ons instinct tot lijfsbehoud;

–          Emoties bepalen het functioneren van ons brein en ons leervermogen.

–          Onze leefomgeving is cruciaal voor het goed functioneren van onze intelligentie.

Antonio R. Damasio (1944) is een Portugees-Amerikaans neurobioloog en filosoof.  Na zijn medische en psychologische  opleiding in Lissabon en Californië  leidde eerst te Los Angeles het ‘Brain and Creativity Institute’ en was tussen 1976 en 2005 hoogleraar en hoofd van de afdeling neurologie aan de University of Iowa Hospitals and Clinincs. In België en Nederland is hij recentelijk eredoctor geworden aan de universiteit van Leiden (2010) en aan de universiteit van Leuven (2013).

In de secties III t/m V worden de neurologische verkenningen verder uitgebreid, wordt nagegaan wat dit betekent in de dagelijkse praktijk, en hoe het onderwijs grote gevolgen heeft voor de erfelijke doorgifte van intelligenties.

De verschuiving van de leertheoretische aandacht voor kennisoverdracht naar kennisconstructie gaat verder door naar interacties met de sociale omgeving waarin leerlingen of studenten sociale leerbetrekkingen of leerrelaties kunnen aangaan.

Deze laatste verschuiving vindt zijn oorsprong in de antropologische leertheorie van Lave en Wenger.

Etienne Charles Wenger (1952) is een Zwitsers-Amerikaans onderwijsleerpsycholoog, informaticus en opleidingskundige uit Genève, die in de jaren negentig aan de University of California te Irvine in samenwerking met de antropoloog Jan Lave het begrip ‘Community of Practice’ (1998)  ontwikkelde. In 2005 ontving hij in Denemarken een eredoctoraat aan de universiteit van Aalborg. Sindsdien organiseert hij wereldwijd workshops in organisaties van zowel de openbare als private sector.

Wat de secties VI t/m VIII betreft wordt het concept ‘cultiveren van intelligenties’ uitgewerkt en toegepast op de dimensies theoretische, praktische, sociale en creatieve intelligentie. Hierbij wordt gewezen op de noodzakelijkheid van een ‘duurzame  oftewel  levensloopbestendige intelligentieontwikkeling in het onderwijs’.  Bij het lijstje bekende Amerikaanse onderzoekers als Howard  Gardner  (Harvard  Univ.) en Robert J. Steinberg (Yale  Univ.)  komen ook Stephen J.  Ceci (Cornell  Univ.)  en Bruce  Lipton (Stanford  Univ.  & St. George’s  Univ.)  e.a. aan bod.

Howard Gardner (1943) was hoogleraar ‘Cognition and Education’ aan de Harvard Graduate School of Education  en aan de University of Boston. In 1983 publiceerde hij zijn hoofdwerk: ‘Frames of Mind: The Theory of Multiple Intelligence’. Met zijn meervoudige intelligenties verzette hij zich tegen de traditionele opvattingen over intelligentie-metingen.

Robert Jeffrey Sternberg (1949) is als leerpsycholoog verbonden aan de Yale University. Hij is wereldwijd bekend met zijn veelvuldige publicaties zoals in 1985: ‘A triarchie theory of human intelligence’, in 2000: ‘Teaching for successful intelligence’, en in 2007: Wisdom, Intelligence and Creativity Synthesized’.

Stephen J. Ceci, die als leerpsycholoog verbonden aan de Cornell University promoveerde in 1978 in Engeland (University of Exeter). Zijn hoofdwerk dateert van 1990: ‘A bio-ecological treatise on intellectual development’.

Bruce Lipton (1944), was onderzoeker in de epigenetica aan Stanford university, hoogleraar histomogie-celbiologie aan o.a. Virginia University, St. Georges University, University of Puerto Rico, New Zealand College of Chiropractic, en wetenschapsfilosoof. Zijn wereldbekendheid dankt hij aan de wijze waarop hij wetenschap en bewustheidsontwikkeling met elkaar verbond.

Deze en andere Amerikaanse onderzoekers (o.a. Fred H. Gage) op het gebied van intelligentie hebben aangetoond dat het kunnen omgaan  met de omgeving cruciaal is; met name het natuurlijke, authentieke leren met concrete ervaringen vanuit  de ‘real  live  world’. Dit komt neer op de zorgplicht van de samenleving om het brein en intelligentievermogen van leerlingen en studenten bestendig te stimuleren.  Fred H. Gage (1950), een celbioloog uit Californië (die ook post-doctoraal onderzoek verrichtte in Göteborg) ontdekte bij verrassing dat  ook nog bij volwassenen nieuwe hersencellen worden geproduceerd.

Het belang van een ‘levensloopbestendige intelligentieontwikkeling’ en vorming wordt  ook in Nederland in praktijk omgezet door o.a.  Joseph Kessels (Leiden, Enschede en Heerlen), die baanbrekend werk verrichtte op het gebied van ‘corporate education’ (zie zijn proefschrift in 1993 en zijn oratie in 1996 te Leiden), waarbij het vormgeven van een corporate curriculum ook wordt  uitgebreid naar volwasseneneducatie, waaronder bedrijfsopleidingen.

Het verheugt me in dit eerste deel te vernemen dat er nu interdisciplinaire wereldwijde onderzoeksresultaten aan het licht komen waarmee intelligenties in al hun vormen gestimuleerd worden door doelmatig, en efficiënt didactisch handelen.

Dankzij nieuwe bronnen en aandacht voor het onderwijs met de ‘zorgplicht de intelligenties optimaal te ontwikkelen’ beschouw ik dit eerste lijvig deel  als een standaardwerk, die  past  in onze pedagogische en psychologische faculteiten, in onze universitaire en andere lerarenopleidingen, en in onze onderwijs(begeleidings)instellingen.

  1. Louwyck  (Brugge, maart  2013).

Enkele vermelde werken van:

–          Wenger, E. (1998, Cambridge: University Press). Communities of Practice; Learning, Meaning and Identity.

–          Kessels, J. W.M. (1993, Enschede: Universiteit Twente). Toward design standards for curriculum consistency in corporate education.

–          Kessels, J. W.M. (1996, Leiden: Rijksuniversiteit). ‘Het corporate curriculum’  – zijn inaugurele rede.

–          Dijk, M. van, Keulenaar, Th. De & J. Verwater (2007, Den Bosch: KPC-groep). Participeren in Communities of Practice.